John Tabé hakt door:

Geert Wilders: Hij stinkt uit zijn mond.

Geert Wilders stond voor de camera’s. Haar was strak, altijd in topvorm, alsof het wist dat er vandaag iets groots zou gebeuren. Of, nou ja, zou moeten gebeuren.

“Zo kan het niet langer. We gaan alles openbreken!” riep hij, met de kracht van een man die net zijn rug heeft verrekt bij het dichtdoen van een keukenkastje. “De grenzen dicht, geen cent meer naar Brussel, lagere belastingen, huren verlagen, premies omlaag, strengere straffen, nu, allemaal nu. Nu!”
De microfoons trilden, maar de reacties van zijn aanhang waren... mat. De coalitiepartners rolden met hun ogen: “Geert heeft weer aandacht nodig, laat hem maar even…”

Weken gingen voorbij als een stroomstoring in een verzorgingshuis: traag, ongemakkelijk en met veel gemor.

Journalisten bleven vragen: “En dat strenge asielbeleid?”
“Luister,” zei Geert, terwijl hij zijn rug voorzichtig strekte op een orthopedisch stoeltje. “Ik wil het wel hoor, echt, echt waar. Maar de rechter, de juristen, de coalitie, de linkse oppositie, de gemeentes, de tijd van het jaar... het kan nu even niet. Maar als ze me blijven tegenwerken, blaas ik het kabinet op!”

Maanden gingen voorbij. Op X draaide Geert als een wasprogramma op standje ‘spoelen’.
“En de lagere btw dan?”
“Ja, na de vakantie en zodra de astrologie het toelaat.”
“En de strengere straffen?”
“Minister van Justitie en Veiligheid heeft een hernia, dus... even geduld.”
“En het asielbeleid?”

“We moeten even wachten op onze PVV-minister Faber. Ze is zwanger”
Altijd diezelfde dreiging: “Als ze me blijven dwarszitten, blaas ik het kabinet op. Echt waar, deze keer.”

Drie maanden later vroegen mensen zich af: wat is er van terechtgekomen? Een verslaggever vroeg het direct: “U zei: Nederland terug voor de Nederlanders. Waar is dat Nederland?”
Geert glimlachte met kiespijn “Het zit in ons hart.”
“Maar niet in uw beleid,” zei de journalist.
“Als jullie zo doorgaan... dan blaas ik het kabinet op!”
Maar zelfs de verslaggever gaapte.

De dreiging was versleten. Zoals zijn rug. Zoals zijn beloftes. Zoals zijn excuses:
“Het ligt aan de rechters.”
“Het ligt aan Pieter Omtzigt.”
“Het ligt aan Brussel.”
“Het ligt aan woke links Nederland.”
“Het ligt aan mijn kapper.”

En zo sleepte hij zich voort: een man met een zwakke rug, een rammelende kunstgebit en een mond vol beloften die hij niet meer kon kauwen, laat staan bijten. Zijn mond bleef brullen. Maar hij stinkt wel uit zijn mond!

 

De nieuwe beschaving: de tirannie van de angst >

Maak jouw eigen website met JouwWeb