John Tabé hakt door: 21-7-25

Woningnood is geen ramp. Het is VVD-beleid.

De woningnood in Nederland kwam niet uit de lucht vallen. Het is geen natuurramp, geen dom toeval, en zeker geen kwestie van pech. Nee, het is het directe gevolg van politieke keuzes die al meer dan twintig jaar dezelfde kant op wijzen. Wie die keuzes maakte.

Daarvoor hoeven we niet lang te zoeken: het spoor leidt onmiskenbaar naar de VVD.

Onder het mom van “marktwerking” en “eigen verantwoordelijkheid” veranderde de partij iets fundamenteels: wonen ooit een recht werd een markt. Een verdienmodel. Geen basisvoorziening meer, maar een beleggingsobject. De gevolgen zien we dagelijks om ons heen: torenhoge huren, een uitgeholde sociale huursector en een generatie jongeren die noodgedwongen bij hun ouders op zolder bivakkeert. Niet omdat ze dat willen, maar omdat er simpelweg geen alternatief is.

Sinds 2003 staat de VVD onafgebroken aan het roer. Balkenende, Rutte, nu Schoof de gezichten wisselden, maar het beleid bleef opmerkelijk hetzelfde. De rode draad: Terugtrekkende overheid, vrije markt voorop. Woningcorporaties werden uitgeknepen, regie verdween, en projectontwikkelaars en beleggers kregen vrij spel. De sleutels van de woningmarkt werden letterlijk uit handen gegeven.

De afbraak begon sluipend, onder Balkenende 2 en 3. Maar het was pas onder Rutte 1 en 2 dat het tempo werd opgevoerd. Met VVD’er Stef Blok als minister van Wonen werd de sloophamer bovengehaald. Hij voerde de beruchte verhuurderheffing in een miljardenlast voor woningcorporaties, die hen dwong te stoppen met bouwen. Tegelijk schoten de huren omhoog, zogenaamd “voor de doorstroming”, maar in de praktijk werden middeninkomens gewoon de sociale sector uitgeduwd.

En alsof dat nog niet ingrijpend genoeg was, besloot Blok ook het ministerie van Volkshuisvesting op te heffen. Wonen is geen taak van de overheid meer, maar iets voor de markt, voor makelaars en beleggers. In mijn ogen was dat geen onschuldige beleidskeuze, maar bewuste politieke sabotage. Blok en de VVD waren geen toeschouwers van de wooncrisis ze waren de hoofdarchitecten ervan.

Wat volgde, was een reeks kabinetten die wegkeken. Onder Rutte 3 bleef de verhuurderheffing overeind, ondanks groeiende kritiek. Er werd wel met mooie woorden gesproken over de “Woningbouwimpuls”, maar die bleek in de praktijk niet veel meer dan een subsidiepot voor ontwikkelaars. Betaalbaarheid is geen prioriteit.

Pas bij Rutte 4 kwam er weer een minister van Volkshuisvesting: Hugo de Jonge (CDA). De verhuurderheffing verdween, er kwamen ambitieuze bouwplannen. Maar zodra die plannen botsten met de belangen van beleggers, trapte de VVD op de rem. Tegen regulering, tegen stevige ingrepen in de vrije sector en altijd vóór de projectontwikkelaar, nooit voor de huurder.

En nu, met Schoof aan het roer, lijkt de VVD terug op haar vertrouwde positie: als spreekbuis van de vastgoedwereld. Niet het recht op wonen voorop, maar het recht op winst.

Drieëntwintig jaar VVD-beleid maakten van Nederland een paradijs voor beleggers en speculanten. Maar wie zelf geen bezit heeft, blijft in de kou staan. Jongeren zonder toekomstperspectief, ouderen zonder geschikte woning, gezinnen met een modaal inkomen die nergens tussen passen. Geen slachtoffers van het lot maar van beleid.

En de verantwoordelijken? Die kennen we.
Stef Blok VVD, die het ministerie opdoekte.
Mark Rutte VVD, die het beleid jarenlang verdedigde.
En de partij die steeds opnieuw aan het stuur zat: de VVD.


De VVD likt, trapt en verkoopt nu ook haar ziel >

Maak jouw eigen website met JouwWeb